30-09-2015

Schrijfveren September 2015 (16 t/m 30)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


16. Alles wat hier staat is fictie

Niets is waar. Alles liegt. Waar zijn we nu helemaal mee bezig. Alles zo maar spuien ins Blaue hinein, dat is geen porem. Maar het kan. Iedereen heeft zo zijn eigen waarheid. Wat kan het bommen. Met leugentjes om bestwil wordt vaak een heel leven gecomponeerd. Door een dirigent die er zelf in gelooft. Het is de toon die de muziek maakt zegt ie dan. Valse noten snijdt ie doormidden. Met een gouden stok. Het is de triangel die hem verraadt. De driehoeksverhouding maar dan in kristal. De zangeres die voor de bühne zingt weet geen maat te houden. Ze zinkt diep in bas en mineur. Het schaakspel wordt gespeeld. Met het publiek. Zeer vereerd. Daar zitten alleen maar wilde dieren. De wilde mensen staan immers in de piste. Sinds vandaag. Het circus Toni Boltini spekt het UWV. Wilde mensen worden op proef ingezet. De wilde dieren zijn op vakantie. Ze mogen niet meer werken in het circus. Werkeloos kijken ze toe. Vanaf de tribune, vanuit de loge. Ze lachen zich dierlijk. Vervelen zich stierlijk. Die wilde mensen bakken er niets van. Helemaal niets. Geef hun portie maar aan fictie.


17. Ik dacht dat ik de enige was

Daar sta ik dan met mij hoedje op. In een lege kamer. Ik dacht dat ik de enige was. En dat ben ik ook. In de war ga ik zitten. Zouden er nog meer mensen komen. Op mijn verjaardag. Het zal toch niet? Nee, het zal niet. Ik draai een leuk muziekje. My favorites. Welke? Dat vertel ik niet. Had je maar moeten komen. Op mijn verjaardagsfeestje. Zeventig werd ik vandaag. En nu speel ik de polemienaise. In mijn eentje. En een lol dat ik heb. Ik bestel nog een biertje en een pinda. Daar hou ik van. Lekker scherp. Mort subite. Het moet wel een donker drankje zijn. Ancienne Belgique. Daar zit ik dan. Op de bank in mijn Haags apartementje. Zou er nog iemand langskomen? Misschien een verlate nachtzuster. Een Florence die me red. Laat ok maar een taxi bestellen. Ik wil hier niet meer zijn. Ik dacht dat ik de enige was. En dat is ook zo. Ik vernlijf graag onder vrienden. Penvrienden bij voorkeur. Tikvrienden mag ook. Zolang ze maar tikken. Prettig getikt zijn. Ik dacht dat ik de enige was. Gelukkig is dat niet meer zo. Het lucht wel op. Negen minuten schrijven. Ik voel me zo vrij als een veertje. Een veertje in de lucht. Dat schrijf ik op. Opgelucht. Heel even voel ik me dan polemien. Polemienaise komt later wel weer.


18. Reïncarnatie

Geen bijdrage geleverd.


19. Hoe kon je aan die blauwe plekken?

Hoe kom je er vanaf. Ze zitten overal. Op mijn gezicht en op mijn armen. Zelfs op mijn benen. En ik heb geen flauw benul. Gisteren was het wel laat geworden. De jenever had stevig gevloeid. In een zee van drank hadden we onze hersenen gedrenkt en toen, toen zijn we op de bank in slaap gevallen. In een diepe, diepe roes.
Toen ik vanochtend opstond van diezelfde bank toen dacht ik al, hier klopt iets niet. In de spiegel kwam pas het besef. Heb ik dat gedaan? Heb ik mezelf zo toegetakeld? Mijn hoofd, mijn armen, mijn benen allemaal onder de blauwe verf. We hebben toch geen spel gespeeld? Met vreemde rituelen? De oorlog hebben we altijd buitenshuis gehouden, maar dit, dit slaat werkelijk nergens op.
En nu naar huis. Hoe vertel ik dit. En aan wie? Aan jullie dan maar het eerste lieve lezers, want het is te zot voor woorden. Was het nu maar waterverf? De olieverf zal nog weken blijven branden. Op mijn goddelijk wit Boteravelleke. Heel langzaam zweef ik uit de badkamer. Mijn huid vet opgezwollen. Dit doe ik nooit meer. Zeker weten. Op de achtergrond klinkt muziek, als ik het huis verlaat. I didn't know Fernando.

Geschreven met kleine censor.


20. Wat heb je allemaal bereikt?

In tram 14 reikte ik naar de sterren. Eerst met mijn linkerhand aan het grijze hengsel boven. Het schoot meteen door naar mijn hoofd. Vanuit de nek een pijnscheut. Ik zag sterretjes. Ik tolde snel van het ene lege hengsel naar het andere, langzaam naar voren. De noodrem haalde ik niet. Daarvoor moest ik helemaal naar achteren. Nee, naar voren in de tram moest ik, naar de tramchauffeur. Die had vast een cursus EHBO gehad. Gelukkig was het gangpad leeg. De mensen keken me wel raar aan. Wat slingert die nu als een baviaan door de tram. Dat las ik hun ogen. U weet wel, van die ogen die onmiddellijk wegschieten als ze oogcontact maken. Oogcontact met mijn ogen ja. Ik verwachtte op zijn minst heel even mededogen. Ze moeten toch de pijn in mijn bavianenogen gelezen hebben. Maar nee. Ik was de enige die de ernst besefte. Maar gelukkig haalde ik het eindstation. De rechterarm van de tramchauffeur. Net op tijd. Hij las mijn ogen en wist meteen adrem te handelen. Dit vroeg om noodhulp. Hij belde onmiddellijk 112. dat heb ik geweten. Ik voel de brancard nog in mijn rug. Wilde er eigenlijk niet meer vanaf. Maar dat wilde de doctoren weer niet weten. Op een bed werd ik gerold, wat er daarna gebeurde kan ik niet meer navertellen. Ik belandde in een diepe roes. De verdoving werkte onmiddellijk. Algeheel. Een ding weet ik wel zeker. De tram die neem ik nooit meer. Gaat sowieso moeilijk vanuit een rolstoel.

Geschreven met kleine censor.


21. Je stierlijk vervelen

Daar ren je dan dwars door Pamplona. Je drukt zo links en rechts wat mensen plat in een druk steegje. Er is geen ontwijken meer aan. Je verveelt je immers stierlijk. Vervelen krojgt ineens een geheel andere invulling. Het bloed spat tegen de spierwitte muren. Omstanders rennen weg. Maar niet nadat ze hevig geschreeuwd hebben. Om zoveel theater en zoveel bloed. Zij hebben geen tijd om zich te vervelen. Integendeel, zij hebben het druk. Druk met vluchten. Uit dit bizarre leven. Een beetje rennen door de straten van een veel te smal dorp. Bomvol toeristen. Toeristen? Dat mag je hopen. Voor hetzelfde geld zitten er een paar terroristen tussen. Toeristische terroristen. Op zoek maar sensatie. Bepakt met waterkanonnen en waterpistolen. Vechtend om aandacht. Meestal voor een verkeerde zaak. De stieren trekken zich er niets van aan. Zij maken geen onderscheid. Wat voor hun voeten loopt wordt doodeenvoudig in de lucht gesmeten. Op de horend genomen. Tegen de muur geplet. Uit verveling. Spaanse verveling. Een dag in hun leven mogen zij zich uitleven. De dikbillen. Ze springen wild door de nauwe straten. En hupsen hun konten zo nu en dan omhoog. Spektakels zijn het. De mannen die geplet worden hebben geen houvast. Ze kunnen de staart niet vatten. Een enorm woest lijf zit ertussen. Als die staart nu maar eens konden vastgrijpen. Dan zouden ze de stieren kunnen sturen. Van stuurs naar rechtdoor. Hup terug de stal in. De stierenstal. Mocht die al bestaan. Het bloed dat op de witte muren spat wordt bezongen door Spaanse weduwen. Bloedliederen ondersteund met zo nu en dan afgrijselijk gekrijs. De handen en het hoofd ten hemel geheven. Waarom, waarom? Waarom doen ze dit hun vrouwen aan? Wat valt er te bewijzen? Verboden worden moest het. Deze dierlijke traditie. Het is discriminerend voor de koe. In Spanje is de stier de zwarte Piet. Is het niet in een arena, dan is het wel in een vuig dorp. Pamplona of all places. De goede burgerij (hoezo goed? En voor wie dan?) drinkt sherry, het gewone volk (hoezo gewoon? En wie is er dan zo bijzonder?) drinkt wijn, zelf gebrouwen. De meesten op een goede afloop. Een enkeling drinkt bitter, het bloed van stieren. Zij zullen zich nooit, nee nooit meer stierlijk vervelen. De onrust in het bloed zal voor hen altijd een vervloeking blijven.


22. Baantjes

Dat heb ik weer. Disleksi. Een bizondere vorm ook nog. Ik voeg soms letters toe aan bestaande en niet-bestaande woorden. Ingewrikkeld, ik geef het toe. Soms laat ik ook lettes weg. En laat dat nou net in het zembad gebeuren. Ik trek daar iedere week baantjers. Crimineel hoe ik daar mijn best moet doen om een baantjer uit te zemmen. Waarom? Omdat er allemaal slagroomschepen in mijn vaarwater zemmen. Heel irrrrrritant. Ze zemmen ook nog vaak naast elkaar. Dan praten ze over kinderen en eten klaarmaken, of andersom. Soms duik ik dan maar onder hun door. Ik duik dan vlak voor hun gezicht weer boven water. Als ik heel boos ben sla ik ook nog even met mijn grote platvoeten op het water. Ik wil wel vaat maken in mijn baantjer. De bikken die ik dan van de drames krijg nadat ik mijn onderwaterkoprol (nou dat lukt in een keer, het opschrijven bedoel ik dan, zonder censor dus) aan de zembadbrand heb gemaakt speekt broekdelen. Gelukkig staat er altijd een badmeester langs de kant om de boel te sussen. Dat is nodig, want sos is de nood aan de man. Dan gaat het erop en lijkt het net of ik meedoe aan de laatste aflevering van Baantje. Ik ga dan maar snel naar huis. Een slagroomschip wil je niet achter je aan hebben.


23. Gesmokkelde brieven

Waar komen ze vandaan? Aangespoeld in groene flessen. Gisteren, aan het Noordzeestrand. De pers heeft zich erover heen gestort. Het was meteen wereldnieuws. De brieven zijn niet gedateerd. Zoveel is er tot nu toe over losgelaten. Maar ik weet beter. Zodra de pers zwijgt en de media niets loslaten hoedt u dan lieve lezer. Foto's op Twitter en Facebook laten onmiddellijk zien welke waarheden er zichtbaar zijn. In de groene flessen is duidelijk te zien dat het niet zomaar brieven betreft. Wie goed inzoomt ziet dat er een klein teken op iedere brief gemarkeerd staat. En dat teken, lieve mensen, dat teken laat niets te wensen over. Oude wonden worden opengereten bij het zien van dit vreselijke omen. Zoals het er nu voorstaat heeft Wikileaks al inzage gevraagd in de vreselijke documenten. Er wordt in de pers en media uitgegaan van brieven, maar documenten is in deze morbide situatie een meer gepaste term. De herkomst van de flessen is nochtans erg onduidelijk. Intimi (lees: hackers) beweren en lekken dat de flessen uit de oudheid stammen, de documenten van perkament zijn en het teken, ja dat verschrikkelijke teken van de Perzen afkomstig is. Hoe het perkament in de flessen terecht gekomen is is een nog groter mysterie. Het perkament kan mogelijk en makkelijk als brief worden aangezien. Maar hoe zijn ze dan in zee terecht gekomen. In de fles. Is hier de boel geflest? Is hier met opzet verwarring gesticht. Wetenschappelijk bewijs gemanipuleerd? En de belangrijkste vraag. Hoe zijn de brieven over de grens gegaan? Gesmokkeld wellicht? We zullen het nooit weten, vrees ik. Nu maar hopen dat het teken in de fles gehouden wordt. Liever in de fles dan aan de wand.


24. Dit mag wel uit mijn rugzakje

Bepakt en bezakt rijden we naar het vertrekpunt. We, want we zijn met zijn vieren. Lopen is onze hobby. En niet zo maar lopen. Nee, het liefst bergop. Bergaf doen we liever niet. Maar ja, what goes up must go down, nietwaar. We rijden door zonder stoppen. Dat bedoel ik natuurlijk niet letterlijk maar figuurlijk. We stoppen namelijk wel om te wisselen van chauffeur. Dan hoeven we niet te stoppen voor een overnachting. We rijden namelijk door tot aan de K3. De K3, maar die ligt toch helemaal in Pakistan? Klopt. Daarom is het ook belangrijk om door te rijden. We hebben niet voor niets geoefend. Hard geoefend op het belopen van een hoge berg. Van dalen hebben we zo langzaam de buik vol. Maar we nemen het er gewoon bij. Een dalletje hoort gewoon bij een uppertje. Het ene kan niet zonder het andere. Nadat we allemaal ons abonnement bij de sportschool hebben opgezegd en Beversport voor de laatste keer hebben leeggeplunderd zijn we in de bus gestapt. Een oud VW-busje. Je moet wat en wie lang spaart kan zich extra mueslirepen permitteren. Een koffervol hebben we ingeslagen. Een koffervol? Dat kan toch niet? Met een koffer de K3 op? Overdrachtelijk lieve lezer. Tuin er niet in. We stoppen de repen in onze Berghanzen en Karrimors. Ja, zo heten de rugzakken die we op onze rug dragen. Na drie weken rijden, we hadden onderweg wat opstoppingen, achtereenvolgend in Punjab, Afgania (noordwesten), Kasjmir, Sindh en Tan (van Beloetsjistan), om de puntjes op de i te kunnen zetten, zet de i tussen Kasjmir en Sindh en we hebben waarachtig een acroniem, Pakistan, staan we aan de voet van de K3. Hij kijkt ons vol verwachting en uitnodigend aan. Zodra we onze bergschoenen aantrekken zet de grote berg een mooi lied in. Drie meisjes komen huppelend van de berg. In adamskostuum. Vreemd, heel vreemd. Ik zie toch behoorlijk wat evakledij, in verschillende maten. Ineens begrijp ik ook waarom een paar Engelsmannen de berg ooit 'Broad peak' noemden. Laat het de plaatselijke bevolking niet horen. Hebben de meiden het niet vreselijk koud vraag ik me af. Domme vraag. Het is namelijk onder aan de berg, in het dal, let wel in het dal, maar liefst 25 graden Celsius. Boven op de berg, ja op de top, is het -7 graden. Maar ik vermoed dat ze onderweg de nodige kleren hebben uitgedaan. Ik besluit mijn regenkleding, die helemaal onderin mijn rugzak zit achter te laten. De weersvoorspellingen zijn goed en die regenkleding heb ik van de honderd keer dat ik hem meenam maar een keer nodig gehad. Het zit alleen maar in de weg en scheelt gewicht. Een gokje wagen kan nooit kwaad. De meiden wensen ons succes. Al jodelend. Halverwege de berg regent het koeiestaarten. Gelukkig heb ik een pet bij me. Wat een petweer.

Geschreven met kleine censor.


25. "Normaal"

"Doe 'ns effe normaal", dat was wat het kleine jongetje een beetje jolig tegen mij zei. Heel even overwoog ik een grote filosofische verhandeling te berde te brengen. Een oorvijg vond ik ongepast. Een fliosofische verhandeling zou nog meer ellende veroorzaken. Ik liet beide achterwege en besloot uiteindelijk een gevat antwoord te geven. "Hoe wil je het hebben? Oerendhard of orendhard?" Daar had de jongeling niet van terug. Ik hoorde bijna zijn harsens kraken. Het leek verdacht veel op Crocky Chips. Paprika. Zijn oren kleurden rood. "Nee, dat is normaal? Heb je al eens in de spiegel gekeken, naar je oren?" De jongen begon nu bijna te huilen. De spiegel die ik hem voorhield beviel van geen meter. Het was dan ook geen lachspiegel. Verre van dat. "Ik haal mijn opa hoor?" Ah, de zware middelen werden ingezet. "Opa Benny zeker, ik zou eerst eens beginnen met pa ... lijkt je dat geen beter idee?" Ik moets er niet aan denken dat ie Benny erbij geen halen. Het zou erg slecht zijn voor zijn gezondheid. Bovendien wilde ik Benny niets aandoen. Hij was per slot van rekening de held van het dorp. "Papa slaapt, die mag ik niet wakker maken." De jongen had een punt, slapende honden moet je niet wakker maken. "En mams!" Die vond ik veel leuker. "Mams mag van paps niet de deur uit als ie slaapt." Ik dacht heel even na. Dit jongetje was een wijs jongetje, dat mocht ik wel. "Nu beginnen je oren wel erg te kleuren bij jouw blonde lokken vriend, ik zou maar snel naar huis gaan." Ik zag het jongetje nadenken. De spontaniteit was plots verdwenen. Hij wist zich geen raad met de situatie. Een volwassen persoon die hem serieus bij de neus nam had hij nog niet eerder meegemaakt. Meestal liepen ze met hem weg waarschijnlijk. "Dat is normaal. Mijn rode oren zijn mijn handelsmerk, samen met mijn blonde haar." Nu was ik het die even na moest denken. Zo mondfiat heb ik de jeugd lang niet meer horen spreken. "Dan moet je snel in de reclame gaan, vriend!" Het jongetje begon nu keihard te lachen. "Daar zit ik al in!" Op mijn schouder voelde ik plaats een grote warme hand. Ik draaide me om en keek in de loddige ogen van mijn held. Benny. Wat was ie oud geworden.


26. Al die keren dat je moet wachten

Ik heb ze even bij elkaar opgeteld. Nou ja, even, het duurde wel bijna 50 jaar. Ze staan in mijn geheugen gegrift en hebben mij deels gevormd tot wat ik nu ben. Het begon al in de buik. En maar wachten. Gaat dat hier nog lang duren. Dat dacht ik toen. Ja, mijn voorkwabben waren in de tussentijd al volledig tot wasdom gekomen. Vandaar dat ik al vroeg kon denken. Met het denken begint dan ook het verzamelen en opslaan. Van gedachten en indrukken. En ja, de eerste confrontatie met het wachten was best hevig. Totdat ik eindelijk het licht zag. Door een harige rood doorbloedde kartelrand is alles begonnen. En maar wachten totdat ze de schaar erin zetten. En ik een zelfstandig losgekoppeld persoontje werd. Een hele ongeduldige, bleek al snel. In de wieg begon ik al snel met lopen en fietsen. Ik wilde niet wachten totdat ik groot genoeg was. Ik ontwikkelde bijzondere vaardigheden en schiep al snel records. Babyrecords luchtlopen en luchtfietsen. Mijn ouders noemden mij bij afwisseling, Babyselassie en Zoetemelkje. Al snel ontgroeide ik mijn wieg en nu maak ik echt grote stappen. De peuter-, kleuter- en pubertijd heb ik in no time succesvol doorlopen. Voortgestuwd door een niet aflatend ongeduld. Links en rechts heb ik in de haast wel wat ontwikkelingen niet goed doorgemaakt. Zodoende heb ik nog steeds een baard in mijn keel. Het kriebelt vreselijk, maar allez, er zijn ergere dingen in het leven. Bovendien heb ik zelf daarvoor een oplossing voor bedacht. Een inwending scheerapparaat, ook wel baardlepel genoemd. Het ongeduld heeft aldus ook nog wat opgeleverd. Een sterke uitvindingdrang. Nu vind ik de meest maffe dingen uit. Allemaal om mijn ongeduld en het lange wachten op vanalles en nog wat te beteugelen. In liften, bussen, wachtkamers heb ik de meest mooie dingen verzonnen. Te veel om op te noemen. De gedachtentrooster is daarvan de meest indrukwekkende. Ik gebruik deze dagelijks. Het helpt me ongeduldige gedachten te weerstaan op momenten dat het me echt te veel wordt. Erg handig. Al die keren dat ik moest wachten zijn nu gelukkig gebundeld in iets positiefs. Een grote hulp voor alle ongeduldigen onder ons. De gedachtentrooster. Alleen, heel frustrerend ik wacht nu al bijna tien jaar op pattentering. Zou het er ooit nog van komen ...?


27. 27 Minuten van onzekerheid

Ik doe er 27 seconden over. 27 Minuten, ik moet er niet aan denken, dat trek ik niet. Snel bedenk ik hoeveel keer 27 seconden in 27 minuten gaan. Eh ... 27 x 60 = 1620 : 27 = 60. Klopt dat? 60 keer zo lang. Dat kan niet. Ik moet er niet aan denken. Dat is 60 keer zoveel angst. 60 Keer zoveel twijfel. En ik die het zeker wil weten, wat moet ik nu. Een eerste aanname gaat er mij sowieso, hoe dan ook, niet in. En ik zeg het geen twee keer. Ik ben de eerste Nederlander die deze ontdekking doet. Het kan niet waar zijn. Deze jongen, deze frisse Nederlander ziet het voor het eerst gebeuren. Een inktzwam in het bos die rode inkt sproeit. Het besef valt toch na 27 seconden. Waarom zou ik me 60 keer 27 seconden afvragen waarom een zwarte inktzwam van de leg is? Waarom?


28. Een plek uit je jeugd die verdwenen is

De school is afgebroken. ik zie mezelf nog aan het raam zitten. Starend naar de hemel. Dromend over wat niet is in de klas. Meester Gerard dreunt samen met de klas de tafel van drie op. Ik wil niet meezingen. Nonchalant loopt hij tussen de bankjes door. Drie maal zes is achttien. Kedeng. In's Blaue hinein krijg ik een klap op mijn achterhoofd. Ik voel de trouwring die meester Gerard al lopend door de middelste rij aan zijn vinger naar de binnenkant van zijn hand heeft gedraaid, waardoor de zegel als een kleine plavuis uitsteekt, keihard aankomen. De tranen schieten in mijn ogen. Drie maal zeven is eenentwintig. Rot school. Rot leraar.
Ik zie mezelf aan het raam zitten. Opnieuw dromend. Dit keer van een leuke wereld. Een wereld gekend uit alle afleveringen van Pipi Langkous en Pipo de Clown en Mammaloe. Hoofdpersonen uit mijn tot nu toe kleine en jonge leven. In het lokaal dat er niet meer is, in de school die er niet meer is, werd ik gelouterd in de fantasie. ik droomde alle vervelende plekken weg. Weg uit mijn vroege jeugd. Mijn dromen waren altijd leuk. In Mini Mien's labyrint kwamen ze tot vrolijke wasdom. Meester Gerard reed dan op Pipi's paard heel hard weg. Achterna gezeten door een wilde Pipi. Hij verdween dan aan de horizon van mijn droom en kwam nooit meer terug.
In mijn dromen bestaat alles voor de eeuwigheid. Wel zo prettig. De stoel kan ik niet meer innemen. Hij is voorgoed verdwenen. En toch voel ik nog hoe hij zat. De keiharde multiplex stoel die amper veerde in de rug. Een kont van steen had ik aan het einde van de dag. Die wilde veel liever bewegen, in de vrije natuur, niet geknecht door vervelende rekensommen. De school, de klas, het schoolplein, het onbevangen spelen, de vriendjes, ze zijn niet meer. Allemaal gevangen in een droom. Een never ending droom.

Geschreven met kleine censor.


29. Pennenbakje

Sommige schrijvers hangen na verloop van tijd hun pen in de wilgen. Anderen in hun pennenbakje. Horizontaal dan wel vertikaal. Bij de ene drupt de inkt nog na, richting punt. Bij de andere baddert hij wat rond, in overpeinzing wat nog ooit te schrijven. Wachtend op een vaste hand en losse gedachten. Gewillige wilgengedachten drukken de inkt ook hangend door de punt. Dat zijn verhalen die geschreven moeten worden. Liggend in het inktbad worden de gedachten wat meer gereserveerd. Ze wachten gelijk een ei dat klaar is om uit het gekookte water gehaald te worden. Uitgekookt leep. Kijk maar eens goed naar dat ei. Hoe het borrelt, afhankelijk hoeveel gas er gegeven wordt, of elektra. Ook het ei wil het liefst de pan uit. Zoals eieren van Columbus.
De inkt in de pen van pennen die in pennenbakken te ruste zijn gelegd wordt vaak dik, stroef en stroperig. De pen wil dan niet meer schrijven. Als de pen geen aandacht krijgt zou hij het liefst in opstand komen. Laat dat nu net het manco zijn van een pen in ruste. De inkt kan niet naar zijn hoofd stijgen noch naar de punt. Wat valt er dan nog te schrijven? Hangend in de wilgen wordt het een ander verhaal. De inkt verdicht in de punt. Koekt aan en wordt keihard. Verbitterd ook. Zelfs met uiterste inspanning lukt het de inkt niet meer om door het pengat te druppen, te lekken. Alle informatie blijft in de punt hangen. Droevig haast. Niets zo erg als gedachten en wensen die verstopt raken in een keiharde punt.
Toch probeer ik het altijd wat te verzachten, het leed. Als troost. Eigen troost of troost voor een ander. De pen is net als de inkt gewoon soms even stout. Stout genoeg om de wet te overtreden. In een mate die voldoende is om recht te laten spreken en licht te straffen. Voor straf moet de pen of de inkt dan toch in de bak. In het bakje, als je troost wil geven en leed wil verzachten. Lieflijk zit de pen en de inkt dan zijn straf uit in het pennenbakje of het inktbakje. Het leest en leert dan veel. Vooral als het lang duurt. Ook doet de pen en de inkt iedere dag flink wat krachttraining. Het drukt zich op. Honderd keer per dag. Het loopt rondjes in de cel om in goede conditie te blijven. En dan vroeg of laat wordt ie verlost. Dan mag ie uit de bak. Terug de vrijheid in. Beperkt. Want vrijheid, echte vrijheid bestaat alleen maar in gedachten. Gelukkig kan daar niemand aankomen. Die neemt niemand je uiteindelijk af. Heerlijk is het dan weer om de gedachten de vrije loop te laten en vast te leggen op papier. Fysiek of digitaal te vereeuwigen. Zoals dat tegenwoordig gaat.

Geschreven met kleine censor.


30. Vaderlandsliefde

Het vaderland wanneer is dat geboren? Ik vraag het me af. Vaderlandsliefde, onlosmakelijk verbonden met oorlog. De oorlog begon toen Adam en Eva het paradijs verlieten. In het paradijs dacht niemand aan oorlogvoeren. Daar zweefden iedereen immers over landsgrenzen. Men deed toen nog niet aan landjepik. Alhoewel. Vruchtbare gronden werden wel bevochten, maar dan overdrachtelijk. Men kon er ook zwanger van raken. Zwanger in hoofd en buik. Al ras werd de aarde te klein. Zeker de bewoonbare. Men trok erop uit en bevoer de oceanen (maar pas nadat de Hellenen de Spartanen hadden bevochten en de Romeinen de Grieken en Confucius in het verre Oosten allang zijn gedacht had verkondigd in de openbaarheid). Ik sla vast nog wat geschiedstukken over, maar die mag de lezer zelf invullen. Onder het mom van ouderschap en nalatenschap werden gronden verdeeld en soms ook geplunderd. Dat vroeg om hekken. Soms hele hoge. Niemand die er meer doorheen kon. Vaderlandsliefde noemde men het sluiten van de grenzen. Eigen vaders eerst. Gelukkig waren er ook moeders die de boel meestal wisten te sussen. Ze kwamen wel pas heel laat in beeld. Heel, heel vroeger voerden zij zelf nog oorlog. In rare verenpakjes, groen en geel, vervaarlijk krijsend met hun snavel. Schrijlings gezeten op wilde paarden leerden zij het mannelijk geslacht een lesje. De mammaliefde voerde hoogtij. Opdat er nooit meer oorlog zou komen. Ammahoela, de geschiedenis legt duidelijk vast dat het niet gelukt is. Nog steeds wordt onder het mom van vaderlandsliefde de wereld bevochten. Tot bloedens toe. In sport en politiek, doen we het slinks en speels. Dat is de grote speeltuin voor zoete en zoute oorlog. En toch, als dan het Wilhelmus klinkt begint ook mijn borst te groeien. Maar dat doet ie eigenlijk bij ieder volkslied. Aangejaagd door trompetten en klassiek getrommel, en ja, zelfs door lyrische teksten kruipt er een kleine brok in mijn keel. Volle kracht vooruit, voor volk en vaderland. Liefde laat zich niet knechten. Niet tot en over de grens.

Geschreven met kleine censor.