15-09-2015

Schrijfveren September 2015 (1 t/m 15)

Dagelijkse oefening in het schrijven van Schrijfveren. In maximaal 15 minuten tijd, associatief schrijven zonder correcties, naar aanleiding van een opgegeven titel. Met dank aan Hella Kuipers.
Hoe en wat? Zie: http://heldenreis.nl/schrijfveren
Oorsprong? Zie: http://judyreeveswriter.com/guidelines-for-writing-practice


1. Afhankelijk van het seizoen

Daar zit ik dan. Naakt aan tafel achter mijn iPad. De kookwekker heb ik gezet op 15 minuten. De tafel heb ik niet opgeruimd. Nergens voor nodig, want de woorden die ik zoek vind ik hoe dan ook in chaos. Het klopt en het knaagt tussen de oren en ik denk 'waarom?'. Goede vraag. Waarom doe ik dit in al mijn naaktheid. Schrijven tot mijn stuitje pijn doet. Ik kijk even naar links om te kijken of ik de gordijnen wel heb dicht gedaan? De buren zouden toch eens voorbij lopen en mij zien? Moet er niet aan denken. De kans is groot dat ik gespot wordt. Het is in onze wijk het startmoment voor de terugkeer van al die mensen die werken. En ze kijken allemaal bij ons binnen. 'Is ie al thuis?' Staat dan op hun gezicht te lezen. Ja, hij is thuis.

Ik laat me niet kennen en schrijf rap verder. Het is de moeilijkste opdracht die ik mezelf tot nu toe gegeven heb. Nu ja, gegeven, hij is min of meer toebedeeld. Had ik dan keuze? Ja. Doen of niet doen. Ik heb gekozen voor doen. Pragmaticus als ik ben. Ik sta wel onder grote tijdsdruk merk ik. De klok tikt af. Geluidloos. Kan dat? Ja dat kan. De cijfers die verspringen als een verdwaald paard op een schaakbord in het kookwekkerscherm. Maken geen geluid maar tikken, of beter gezegd, klappen open en dicht. Althans gedeelten van de cijfers. Ze staan nu op 6:27. Ik zag het in een flits. Haast geboden dus, wil ik nog iets zinnigs zeggen in deze eerste schrijfwijzer.

Waarom haast? Is toch nergens voor nodig. De blaadjes vallen reeds van de bomen. De noten ook. In de zomer? Ja, in de zomer. Is dat niet afhankelijk van het seizoen? Nee dus. Ben je gek? De natuur staat op zijn kop. Wat zeg ik, de natuur valt op zijn kop. Ook al is de meteorologische herfst al ingevallen het blijft vreemd dat babyduiven uit hun nestje vallen. Op hun ster. Zo ligt er hier eentje voor mijn voeten. Een kaal roze lelijk klein karkasje met een bloedlip. Gevallen uit het kersverse nest van een laat verliefd, verloofd, getrouwd duivenkoppeltje. Zonde. Doodzonde.


2. Levende draken

Vuur en vlam spuwen ze in mijn nek. Het gonst aan de binnenkant van mijn schedel die regelmatig op ploffen staat. Zou ik een drakendoder vinden, ik zou hem meteen inhuren. Een edel en dankbaar beroep, drakendoder. Ridders hebben zich er in verslikt of aan vergrepen. Met wisselend resultaat. Uiteraard zijn de stoere verhalen van ridders die slaagden in hun missie (waarom noem ik het nu missie, het is maar een vak?) uitgebreid opgetekend. Wat mij meer fascineert zijn de verhalen van de ridders die faalden of net niet hun draak doden. Die zijn vaak veel heldhaftiger en zeker minder voorspelbaar. De ridder trouwt met de prinses die al haar hele leven zit te wachten op de drakendoder. Ammehoela. Geef mij maar een prinses die niet wacht. Bovendien, wat moet ik mijn leven lang in een kasteel als ik zelf al voortdurend gevangen zit in mijn hoofd. Dat leidt onmiddellijk tot hoofdbrekens. Hoofdbreker. Ook al zo'n mooi vak. Ik zie nooit vacatures voorbijkomen 'gezocht hoofdbreker, vooropleiding nog overeen te komen, prettige werkomgeving, kans op doorgroei, ervaring gewenst maar niet noodzakelijk'. Ik zou onmiddellijk solliciteren en ervoor gaan. Daarvoor geef je toch iedere baan of functie voor op? Naast die van drakendoder uiteraard. Ik denk ook dat een hoofdbreker meer kans maakt bij een prinses (en dan bedoel ik niet een prinses die al haar leven lang in een kasteel op een drakendoder zit te wachten). Een hoofdbreker immers breekt geen harten. Ja hooguit het hart bij hemzelf, maar dan denk ik, eigen schuld dikke bult. Het hart mag dan niet ver verwijderd zitten van het hoofd, voorzichtigheid blijft geboden. Voor hetzelfde geld sla je met de hamer volledig het licht uit in je eigen lijf. Niet doen!


3. De herkomst van mijn woorden

Ik brabbel wat voor me uit. Hardop en steeds luider articuleer ik vanachter uit mijn keel maffe woorden. Bri, brab, broe, bret. Kra, kro, kret. Drak, drek, drok. Arch, orch, ierch. Stop. Stop. Achter mij voel ik een hand in mijn nek. En nu opnieuw. Brie, brabe, broee, brete. Drake, dreke, droke. Arche, orche, ierche. Voel je het verschil. Achter in je keel. Ja, hardop. Nog een keer. Achter mij voel ik een hand achter op mijn rug langzaam omlaag kruipen. Plots stopt ie. Vlak onder mijn laatste rugwervel. Ik weet nu precies waar die zit. BRIB, BRABB, BROEB, BRETB. KRAB, KROB, KRETB. DRAKB, DREKB, DROKB. ARCHB, ORCHB, IERCHB. Helemaal goed. Ik stort bijna in. De laatste riedel is meer een hoestbui van woorden geworden. In de spiegel voor me zie ik dat iemand achter mij helemaal in een deuk ligt.

Les 1. Nooit luisteren naar de leraar. Les 2. Woorden spontaan op laten komen vanuit het middenrif. Nee dat ligt niet op de Bermuda’s. Les 3. Twee klinkers achter elkaar geef je altijd van katoen. Nee, daarvoor hoef je niet naar Texas Arizona. Het is hier godverdomme geen aardrijkskundeles. Les 4. Altijd voorover bukken zodra je denkt dat het woord er niet meteen uitkomt. De Efteling? Wat heeft dat er nu weer mee te maken? Het is hier geen pretpark. Vooruit nog een keer. Ik voel nu een hand langzaam over mijn billen richting knieholte gaan. Ja, ik weet het lezer. Ik zit anatomisch een beetje vreemd in elkaar. Het is daarom dat ik wat lichaamsdelen oversla. Edoch, ze doen niet ter zake in dit verhaal. Uiteindelijk beland de juffrouw bij mijn stembanden. Meteen raak. Doordat de juf zowel in knieholtes en stembanden knijpt krijg ik ineens een veel groter bereik. Het manifesteert zich onmiddellijk in de ruimte. Die wordt opgeslorpt door megagrote woorden van vreemd allooi. Waar komt dit ineens vandaan. Ga zo door. Het gaat goed. Roept de juf nog. Maar de woorden stijgen op. Geen idee wat de herkomst van mijn woorden is. Wat ik wel weet is dat ze tegen de muren bonken en elkaar ernstig storen en belemmeren in het overdrijven. In de juiste betekenis van het woord. Waar komt dat nu weer vandaan. Overdrijven. Er drijft hier niets over.


4. Hoe smaakt succes?

Van geen meter. Dat is het eerste dat in me opkomt. Succes is smakeloos. Het zingt eerst wat rond in je hoofd en daalt dan neer. Je wil het eigenlijk niet loslaten, succes, maar toch, omdat het geen geur heeft, geen smaak, geen tonggevoel lost het snel op in het geheugen. Heel, heel soms heeft het wel een smaak. Bitter. Dat is dan wat bij mij opkomt. Maar waarom bitter? Omdat je het niet geloofd? Of omdat je de afzender niet vertrouwd? Want waar komt succes vandaan? Wie of wat bepaald het succes? Meestal de ander of iets anders. Hoe vaker iets tot succes leidt. Hoe meer bitter het dan smaakt. Tenzij je het succes wel binnen laat komen. Niet voor maar achter op de tong. Waar zat die bittertransmitter ook alweer? Maar even serieus. Is dat nu de enige smaak die te detecteren valt bij succes. Nee, toch niet. Er is nog een andere smaak. Een smaak die wel nadere uitleg behoeft. Zoet namelijk. Maar alleen maar als het succes een overwinning betreft. Laat ik dat onderscheid maar meteen maken. Want succes kan ook een verlies inhouden. Kan dat? Ja, dat kan. Als ik mijn geduld verlies kan dat leiden tot succes. Dan laat ik namelijk los. Wordt misschien boos. Maar haal uiteindelijk wel een deadline. Ik schop hem onder de kont als het ware. Het lijkt een negatieve gewaarwording maar het is weldegelijk succesvol. Kortom het leidt tot succes. Anders komt dit schrijven bijvoorbeeld nooit af. Daarna ben ik natuurlijk bekaf. Dan kan het succes ook best wel zout of zuur gaan smaken. Ik drink dan gewoon een glaasje water. Het zuur en zout verdwijnt dan onmiddellijk. Heeft succes dan ook nog een bite? Een krokantje? Kraakt succes? Soms. Het kan de structuur van zand hebben. Maar dan komt het knarsetandend binnen. In twijfel trekken zeg ik dan. Succes mag nooit schuren. Het moet makkelijk te verteren zijn en niet in je mond blijven hangen. Vaak wordt succes in een keer doorgeslikt. Maar dat is ook niet goed.


5. Nieuwjaarswens

Wat vroegen de Romeinen vroeger, heel vroeger met Nieuwjaar? Een nieuw land, een leuke vrouw, een nieuw huis, goede gezondheid, een voorspoedige jacht, goed gereedschap, nieuwe riolering? Ik had het wel weten. Dat ze iets vroegen is al lang geleden vastgelegd. Door degenen die daarna kwamen. Hoe heetten ze ook alweer? De Middeleeuwers, de Goten, de Hunnen? In ieder geval mannen, vooral mannen in een zwarte of grijze jurk. Die woonden boven in donkere burchten, een soort van kastelen, maar dan zonder torens en die verveelden zich te pletter. Er kwam ook geen kip naar die burchten, naar die vierkanten kloosters, nu weet ik het weer hoe ze heetten. Het enige wat ze konden doen was beschouwen. De wereld beschouwen, de geschiedenis. Een beetje filosoferen en hogere sferen aanroepen. Ze stonden heel vroeg op en zaten de hele dag, of nee stonden de hele dag, vanalles op te tekenen wat in hun hoofd kwam. Dat deden ze met veren. Schrijfveren. Met zwarte en gekleured inkt. Eerst maakten ze met een soort potlood een schets. En daarna vulden ze de letters en de beelden die erbij kwamen in. Zo weten we dat de Romeinen heel graag op jacht gingen, met alles wat los en vast zat de liefde bedreven, vreemde wapens ontwierpen en een kei waren in irrigatie en wegenbouw. O ja, en landje pik deden ze ook graag. Todat er grote olifanten over de Alpen trokken. Toen trokken ze het heel even niet meer. Ze werden bij de ballen gegrepen en kregen een koekje van eigen deeg. Dat koekje smaakte niet echt goed, want de Hannies die konden niet zo lekker koken als de Romeinen. Soep met Hannieballen was het topgerecht. Word nu nog gekook bij De Wereld Draait Door. Allemaal gelezen in oude boeken. Ja, echt!


6. Oude liefdesbrieven

Ik heb ze altijd in mijn tas zitten. Zoveel post ontvang je tegenwoordig niet meer. Ze zitten stevig verpakt in oud bruin papier met een vlasachtig touwtje er omheen gebonden. Het past prima in mijn tasje. Zo weet ik ook meteen waar ik mijn smartphone kan opbergen. Afhankelijk van mijn stemming aan de binnen- of buitenzijde van het liefdesbriefpakketje. Gezien vanaf mijn lende waar de tas hangt. Voor de duidelijkheid, die hangt altijd aan mijn linkerzijde. Immers met rechts moet ik altijd een hand kunnen geven. Dat is lastig als de tas rechts hangt.

De oudste brief uit mijn liefdesbriefpakketje stamt uit 1823. Van Pieternel aan Theodorus. Ik noem bewust geen achternamen. Ze zouden eens mee kunnen lezen? Ik moet er niet aan denken. Lieve Theodorus, ik loop hier door het bos en denk aan jou. Alleen aan jou. Liefs, Pieternel. Ja de liefdesbrieven uit 1823 spraken bepaald geen boekdelen. Kan ook niet. Want dan pasten ze niet in de enveloppe. Hadden ze nu ook niet in mijn tasje gepast. Er zijn beperkingen aan de grootte van tasjes, net zo goed als aan het formaat liefdesbrieven. Zeker de oude.

De mooiste liefdesbrief uit mijn pakketje is die van Charles aan Diana. Hoe ik daar aan kom? Dat ga ik niet vertellen. Ik wil geen paparazzi wakker maken. Ik weet echt wel wie hier allemaal meeleest. Tipje van de sluier dan maar? Kan het niet laten als auteur en de lezer moet bevredigd, nietwaar? Ik kreeg de brief toegestopt van Elizabeth herself. Herself had er nogal moeite mee dat ...

De rest is geschiedenis. Liefdesgeschiedenis die ik altijd meedraag in mijn tasje. Ik overweeg binnenkort een rugzak te kopen. Het schijnt dat je daar veel meer in kunt opbergen. Dan kan ik het lekker meezeulen op mijn rug. Dan kan ik mijn collectie oude liefdesbrieven ook flink uitbreiden. Want er is niets leuker dan kunnen putten uit oude liefdesbrieven. Geluk, verdriet, weemoed, moed, hoop, verlangen, troost, allemaal gebundeld in oud bruin papier met vlasachtig touw verbonden. Prachtig toch?

En ooit, ooit, schrijf ik er een lied over. Een liefdeslied. Zeker weten. Met wel honderd kwatrijnen. Nee, meer. Oneindig veel kwatrijnen. Een neverending liefdeslied. Nooit, nee nooit hoeft men dan nog op auto repeat te drukken.


7. Wat je heel graag zou willen hebben

Ik was twaalf toen ik hem voor het eerst zag. Zag en voelde. Wauw, wat een geweldige ervaring. Groen en stekelig was ie en bovenop zijn top een hele kleine bloem. Ik mocht er niet aankomen. Heb dat ook lang niet gedaan. Totdat ik de verleiding niet meer kon weerstaan. Heel, heel voorzichtig betastte ik zijn ranke lijf. Fier omhoog stond ie. Naar mijn idee. Andere zeggen dat ie een beetje scheef stond. Maar dat vond ik niet. Voor mij was ie zo recht als een paal. Helemaal onderaan had ie een heel klein beetje haar. Donzig. Engelenhaar. Daar leek het op. Zo’n haar dat je met Kerstmis in de boom en bovenop de stal drapeert.

De bloem op de knop was werkelijk prachtig. Diep roze. Van bovenaf gezien tweelobbig. Ja het bloemetje was tweelobbig. Dat heb ik later pas geleerd. Tijdens biologie op school. Dat een bloem een of meerdere lobben kan hebben. Ook leerde ik waarom de groene paal zo stekelig was. Om zich te weren tegen vreemde indringers. Vreemd want wie wilde nu indringen in dit mooie ding. Niemand toch? Indringend bekijken, dat is nog tot daar aan toe. Maar verder wil ik toch niet gaan.

Hij heeft mijn hele jeugd op de vensterbank gestaan. Bij mijn opa en oma. Toen die naar het bejaardenhuis gingen heb ik nog gevraagd of ik hem mocht hebben. Maar daarover waren ze het niet zomaar een twee drie eens. Ik had ook nog broers en zusters en die hadden ook gevraagd aan opa en oma of ze dat maffe ding in de vensterbank mochten hebben.

Heel even hebben we nog geprobeerd om het ding te splitsen. Hij had in de loop der jaren wat aftakkingen gekregen. Daar waar eerst diep roze bloempjes zaten. Maar de stekken waren helaas geen lang leven beschoren. En toch. Ik zou dat ding toch heel graag willen hebben.


8. Papiermolen

De papiermolen, ik heb hem aangemeld bij de redactie van de Dikke van Dalen. Het woord kan eruit. Zowel uit de papieren als de digitale versie. Het kent te veel betekenissen en is daarmee ambigue. Ik raak er van in de war. En dat is nu juist niet de bedoeling van woorden.

Ik kom er al in de vroege ochtend mee in contact. Met de papiermolen. Hij hangt bij ons links van het toilet. Boven rechts. Zo blijf ik geoefend in beide armen. In de keuken hangt er ook een. In de keuken? Ja, in de keuken. Ik gebruik geen koffiebonen, maar papier. Waarom? Omdat al die reclamekrantjes die iedere dag bij ons in de papierbus vallen niet meer te pruimen zijn. Ik vreet ze niet meer. Ze gaan dus meteen de papiermolen in.

Ik trek er goedkope koffie van. Niet te pruimen, wel te zuipen. Het geeft een enorme besparing. Op deze manier onzinbladen consumeren. Ik stort wel iedere maand een euro op de rekening van de lokale voetbalvereniging, omdat die door mijn gedrag minder papier ophaalt. Als dank ontvang ik dan een gratis bingokaart voor de jaarlijkse bingoavond. Zo verdien ik bijna ieder jaar zelf wat extra's bij. Ik ben een tevreden man. Gelukkig in spel en liefde en ook in combinatie, het liefdesspel.

Maar terug naar de papiermolen. In zijn hoedanigheid als versnipperaar zou ik het woord mogelijk willen behouden. Ware het niet dat het woord papier op uitsterven staat. Ik heb uitgerekend dat het tempo waarmee bomen gekapt worden all over the world, de mensheid, dier- en plantenwereld, voor grote dilemma's stelt. Naar verwachting zullen er over pakweg tien jaar geen bomen meer zijn. Tegen die tijd verschijnt ook de nieuwe editie van de Dikke van Dale. Ik kan er maar beter op tijd bij zijn.

Achterhaalde woorden moeten eruit. Zo snel mogelijk door de woordenversnipperaar. We beschikken niet voor niets al jaren over computers. Een papiermolen is dan ook niet meer nodig om woorden en cijfers op te slaan, om jaren later, alsnog te vermalen. In Frankrijk noemen ze een computer niet voor niets een ordinateur. Het ordenen van woorden kan ook op een harde schijf. Boven de oceanen is plek genoeg voor opslag. In de cloud. Het waait met ter tijd vanzelf weg. Wel zo makkelijk.

De papiermolen is zo achterhaald, het museum in met dat ding. Zet er eentje langs de Kinderdijk. Wel eventjes fixeren met dure milieuvriendelijke lak. Het regent nogal in Nederland. En als Japanners en Chinezen aan een ding een hekel hebben, dan zijn het wel slappe papiermolens. Daar kun je ook geen entree voor heffen. Papiermolen eruit. Mallemolen erin.


9. Ik ben een held omdat ...

Ik ben een held omdat ... Nu moet ik hem toch onderbreken. Dit gaat echt te ver. In mijn leven ben ik genoeg blasé mannetjes en vrouwtjes tegengekomen om heldendom onmiddellijk te doorgronden en te bagatelliseren. Hoewel het uiteraard ook wel zijn charme heeft. Hoog van de toren roepen en dan afwachten wat het effect gaat zijn. Sommige ontvangers kunnen daar vreselijk onder lijden. Ze worden werkelijk waar kwaad. Pislink. Is dat dan het resultaat van effect. Pis die link over iemand wordt uitgestrooid. Ik dacht het niet.

Heldendom wordt altijd in context gezien van ontvangers en tijd. Het tijdsbestek bepaald ook voor een groot deel of iemand een held is. Heldendom moet door de tijd heen rijpen wil het echt beklijven. Laat ik een voorbeeld geven. Fredefor Mantibes. Ooit van gehoord? Ik kan u vertellen dat hij wereldberoemd is, was. In welke tijd? Precies, dat is het eerste wat u zich afvraagt? Waarom? De tweede vraag. Waarschijnlijk. Ik vul nu uw gedachten even in lezer.

Wel Fredefor Mantibes leefde in de vierde eeuw voor Christus. Voor wie? Juist ja voor Christus. Typisch gevalletje van iemand die het heldendom door de tand des tijds overleefd heeft. Hoewel men zijn bestaan ook wel in twijfel trekt. Door sommigen. En wat maakte Fredefor Mantibes zo belangrijk, zo'n held in de vierde eeuw voor Christus? Hij was de uitvinder van het heilige vuur, ook wel passie genoemd.

Nu denkt u misschien onmiddellijk? Bestond er voor de vierde eeuw voor Christus geen passie? Nou nee, niet echt. Althans het werd niet benoemd. De overlevering, daar gaan we weer, lulkoek denken sommigen onder ons nu, de overlevering verteld van de gebeurtenis die vooraf ging aan het benoemen van passie. De ontdekking van passie, het heilige vuur. Het schijnt dat Fredefor Mantibes zo'n mooie vrouw aanschouwde dat Fredefor keihard uitriep in vocalen: P - A - S - S - I - E.

Niemand begreep aanvankelijk waarom hij deze vocalen uitriep, totdat ook de anderen de vrouw aanschouwden. De passie was aldus geboren. Ik laat nu even in het midden of Fredefor een man of een vrouw was. In de vierde eeuw voor Christus vond men dat ook niet zo belangrijk. Nu wel. Het maakt alles uit. Man of vrouw zijn. Gelukkig is de passie gebleven. Een echte held die Fredefor Mantibes. Hij vond zichzelf geen held. Ik ook niet, wel. Waarom? Nou gewoon omdat ik het hier opschrijf.


10. Een vensterbank vol cactussen

Bergaf gaat het. Keihard. Een rode trui vliegt door de bocht. Door een Spaans landschap, vlak langs de weg. In een prachtig decor, een vensterbank vol cactussen. Achter hem iets blauws, iets Italiaans. Beiden zijn piepjong. Kennen geen enkele angst. De jeugdigheid jaagt, jaagt achter goud. Geen zilver want dat telt niet. Drie seconden scheidt Oranje van euforie. Limburgse zottigheid kent geen grenzen. Het is ook alweer zolang geleden. "Moreno ziet het allemaal gebeuren." Dat is wat de verslaggever in zijn microfoon roept. Hij zit niet eens achterop de motor. Er zit geen enkel Frans tussen. Dit is Spaans. Keihard Spaans ik wil alleen maar die 'Cabeza di carrera' zien. "Kop op!" schreeuw ik op het puntje van de stoel. Vanmolen rijdt elk gaatje dicht. Dat klinkt weer ouderwets. Heel Holland Toert. Zoetemelk herleeft. Janssen en Bogaard wie waren dat ook alweer? Zou het, zou het, mag het, mag het ...! De laatste kilometer komt eraan. Nummer 9 en 18 aan kop. Wie zijn dat? Hoe the fuck! Twee veteranen. Ze zijn niet meer belangrijk voor het algemeen klassement. Nicholas Roche wint de 18e etappe, voor Zubeldia. Tom Vanmolen zit in het wiel van Aru. Lekker puhhh ... Tom Vanmolen blijft nummer een in de Vuelta. De 70ste editie. Ik krijg nog een shot van een stierenvechtarena. Gelukkig geen stier te bekennen.


11. Beige verf

Ik zei nog zo: geen beige verf!
Hoezo, geen beige verf?
Beige is een moeilijke kleur!
Wat kan er nu moeilijk aan beige verf zijn?
Het past gewoon niet!
Hoezo, het past niet, waarbij past het niet?
Bij de kleur van de gordijnen, idioot!
Maar de gordijnen zijn zwart!
Ja, dat bedoel ik nu precies, dat past niet!
Zwart en beige gaat prima samen.
Echt niet!
Welke kleur had je dan gewild?
Nou iets fleurigs, beige is zo saai.
Nee, zwart dan.
Ho, ho, gaan we zo beginnen?
Hee, hee, wie is er hier begonnen?
En ik wil toch iets fleurigs, hoe dan ook!
We kunnen toch een fleurig schilderij ophangen?
Op een beige muur, naast zwarte gordijnen, ik dacht het niet.
Ik zat te denken aan een fleurige van Gogh, die gebruikt mooie kleuren.
Een van Gogh, ben je gek geworden!
Wat wil je dan?
Een Mondriaan, lekker rustig.
Een Mondriaan!
Ja een Mondriaan.
Geen denken aan, en dan zeker ook nog een uit zijn late periode.
Ja, die uit zijn vroege zijn veel te donker.
Ja, ho eens even, er komt hier geen Boogie Woogie in mijn kamer!
Jouw kamer, jouw kamer, het is ook mijn kamer!
Geen Boogie Woogie, dan heb ik nog liever een zigeunerjongetje.
Ha, ha, met of zonder traan ... Lekker cliché. Daar gaan we weer.
Warhol dan? Zo'n kleurenlithootje. Lekker veilig.
Tja ... daar moet ik even over nadenken hoor.
Misschien dan toch maar een andere kleur dan beige?
Rood?
Ja rood, laten we rood nemen!

Geschreven met kleine censor.


12. Mooie titels

Ze zeggen heel veel. Mooie titels. Maar nooit zag ik een titel die zo lang was. Daar gaat ie. De man die dacht dat ie na meer dan dertig jaar studie eindelijk een titel voor zijn naam kon zetten, maar door tegenslag erg veel vertraging opliep tijdens zijn dissertatie, een dissertatie die uiteindelijk moest leiden naar de langgedroomde baan van psychiater in een ontwenningskliniek voor zowel gameverslaafden, sociaal media verslaafden, goedkoop bier en goedkope wijnverslaafden en niet te vergeten kierewiedverslaafden, waarvan de laatsten dan ook nog eens zijn studieobject waren, maar die niet in de pas liepen doordat zij zo kierewiedverslaafd waren dat het niet mogelijk was om gedegen onderzoek te doen, en sterker nog, onderzoek niet eens toestonden omdat zij de halve tijd niet aanwezig waren, maar zweefden in de ruimte van onderzoek, meestal vlak boven de vloer, waardoor het onderzoek menigmaal gestaakt moest worden wegens hoofdletsel, waarbij dan ook nog eens een complicerende factor meespeelde dat er op de kliniek waar het onderzoek plaats vond niet voldoende medisch personeel aanwezig was om ondersteuning te bieden, edoch geen nood, als bijna afgestudeerde wist de man zelf natuurlijk de hoofdletsels te bezweren met emopleisters en speciaal verworven technieken, die in een non alternatief circuit, ook wel braaf burgerlijk circus genoemd, een dermate schandaal zouden doen losbarsten dat succesvol promoveren mogelijk in gevaar zou komen, waardoor de man uiteindelijk maar besloot zijn promoveren uit te stellen. Nou als dat geen mooie titel is, dan weet ik het niet meer.


13. Het is nooit te laat

Ik heb het je nooit verteld, maar ga het nu doen. Eindelijk heb ik de moed gevonden. Na al die jaren. Hoe verdrietig het me ook maakt, bij de gedachte alleen al. Waarom, waarom ben ik er nooit eerder mee gekomen? Het had zoveel ellende bespaard. Maar eerst, eerst moest er iets anders gebeuren.

Een leven lang trekt het aan me voorbij. De reden van het niet vertellen ligt daarin opgesloten. En met de jaren komt het dan na jarenlang diep, diep en grondig onderzoek heel, heel langzaam bovendrijven. Het duurt zolang dat de oorsprong van de vraag, en veel belangrijker nog het antwoord op die vraag komt bovendrijven. En daarom, daarom is het nu eindelijk tijd, rijpe tijd om jou in te wijden. In te wijden op mijn antwoord. Een antwoord dat veel gevolg zal hebben.

Ik heb het je nooit verteld, maar ga het nu eindelijk doen. Gewoon omdat je het moet weten. Ik kan het niet langer verzwegen houden. Het doet ook zo vreselijk veel pijn op de borst. De pijn is niet langer houdbaar. Met de jaren kroop het heel, heel langzaam vanuit mijn tenen langs de kuiten, dwars over mijn bilnaad, langzaam, heel langzaam richting spina, over mijn nek, naar de hersenkwabben tussen de oren. Toen kostte het besef nog lange tijd om tot me door te dringen. De omvattendheid en de leugen. De leugen die er altijd achter gelegen heeft. Die doorgeprikt werd, gelijk een ballonnetje. Geen lucht- en geen waterballon. Nee, een ballon van misère. Heel andere koek.

Een besef dat me gelijktijdig deed besluiten, dit moet verteld. Hoe dan ook. Sowieso. Onmiddellijk. Aan iedereen die het horen wil. En daar lag nu precies het probleem. Jij wilde nooit horen. En nu wel. Waarom? Omdat jij net als ik al die jaren doorgegroeid en gerijpt bent. Geknoest, geknot en uiteindelijk bevrijd, door een zwaar leven. Een leven dat ondoorgrondelijk uiteindelijk bovengronds kwam. In vol besef. In zoektochten naar werkelijkheid. Een werkelijkheid die voor iedereen anders verschijnt.

Een frisse vorm van verschijnen. Dat is wat ik jou duidelijk wil maken. Ik kan het, ik weet het, ik doe het. Dus luister en huiver. Het is nooit te laat.


14. Het nut van een dagboek

Omdat nu eenmaal een keer in de week of maand schrijven nauwelijks zin heeft, heb ik ooit besloten een dagboek te schrijven. Dat moet je wel ruim zien. Eigenlijk is er sprake van het schrijven van dagboeken. Iedere dag opnieuw zag een boek het leven. Mijn leven. Of de boeken daar zo gelukkig mee waren?

Ik laat het oordeel graag aan de lezer. Dat de boeken eronder leden laat in ieder geval geen twijfel. Ze drenkten in zwarte inkt. En ik, ik was de drenkeling. Iedere dag schreef ik mezelf rechtop. Vertwijfeld over het leven dat ik leefde. Soms heel soms, schreef ik zelfs was ik maar dood. Ja, dat kwam voor. Bij wie niet dacht ik dan. Ik bedoel iedereen heeft wel eens een dipje of een behoorlijke dip.

Bij de boeken waarin dat voorviel hield ik de inhoud meestal kort en bondig. Ik had niet zoveel woorden nodig om dat klote gevoel dat die dag heerste te omschrijven. Op die dagen verstopte ik dat dagboek ook op een plek waar niemand het kon vinden. Stel je voor dat iemand mijn boek las? Eigenlijk een idiote vraag voor een schrijver in spé. Toch?

Na lang en veel boeken schrijven, iedere dag, begon ik er ook het nut van in te zien. Niet dat ik het interessant vond wat ik schreef. Het was in aanvang slechts voor een lezer bedoeld. En die lezer, die was ik. Pas later ging ik het groter zien. Ik zocht de dagboeken weer op.

Soms lachte ik en soms huilde ik. Van emotie. Ja, van emotie. Om wat het betreffende dagboek weer had meegemaakt. Ik hield altijd een beetje afstand tot mijn dagboek. Dat wat ik niet graag las, hield ik heel ver van me af. Zover mijn armen konden strekken.

Soms werd ik betrapt op het gestrekt lezen van mijn dagboeken. Ik heb er zelfs een foto van. Die had mijn vader van mij gemaakt tijdens een afschrikwekkend leesmoment waarin mijn vader de hoofdrol speelde. Hij ging ontzettend tegen mij te keer in de desbetreffende dagboekpassage. Juist op dat moment maakte hij nietwetend de foto en ik ik strekte nog steeds mijn armen. Het dagboek ver van me vooruit gestoken.

Daarna ging mijn vader gestrekt. En ook daarin speelde mijn dagboek een hoofdrol. Het bewees zijn nut.

Geschreven met kleine censor.


15. Een vroege schoolherinnering

Ik doe mijn ogen open en word wakker in een grote lege kamer. De muren lijken op grote afstand te staan en zijn spierwit. Ik verdrink in de ruimte. In de verte zie ik hoe een deur geopend wordt. Een vrouw op naaldhakken komt kittig op mij afgelopen. Het klakken met de hakken doet pijn aan mijn oren. Ze nadert mijn bed en ik probeer te vluchten in de lakens. Ik voel dat ze nu naast mijn bed staat. Mijn hoofd staat op springen. Ik weet wat er nu komen gaat. Aan de geluiden die buiten de lakens proberen door te dringen hoor ik hoe de spuit geladen wordt. Als een giftig geweer. Mijn lijf begint spontaan te kronkelen als een slang die zojuist een compleet varken verorberd heeft en zich geen weg weet met het buikmonster. Want dat is het intussen geworden. Ik zie hoe de roze krulstaart uit haar bek hangt. Het laken wordt boven mijn neus weggetrokken en ik word tot stilte gemaand. Geen enkel besef dat ik geluiden produceer trek ik mijn tong in een automatische reflex naarbinnen. Hij plakt tegen mijn huig en voelt bitterzuur. De lading gif die in mijn lijf gespoten wordt trekt door mijn hele lijf. Traag, stroperig brengt het mijn lijf in een roes. Het dromen houdt op. Een nieuwe werkelijkheid treedt binnen. De vrouw op naaldhakken is ineens verdwenen. In de grote lege witte ruimte komen de muren op mij af. Ik hoor ze kraken. In mijn gedachten breek ik ze af. Steen voor steen. Vlak voor mijn bed staan de muren stil. Op nog geen meter van me vandaan. Ik kan ze bijna aanraken, in gedachten dan. Benauwdheid slaat toe. Mijn hoofd zweet. Het zweet zo ernstig dat het zoute water van mijn gezicht spat. De muren worden drijfnat en drijven heel langzaam het zweet af naar de vloer. Ik loop leeg, ik voel het. Het zweetwater op de vloer stijgt. Mijn bed is ook al drijfnat. Zal ik straks verdrinken in mijn eigen angstzweet. Dat zal toch niet. Ik moet mezelf bedwingen. Mijn droom, mijn gedachten. In een vacuum zoek ik naar nabije realiteit. Iets om mezelf aan vast te klampen. Al is het maar heel even. Desnoods een schoolherinnering.